Manfred Plati - een steenrijke uitgever - zit op het balkon van zijn chique appartement in Monaco. Hoofdschuddend leest hij een fax en denkt vervolgens terug aan een bijzondere ontmoeting tien jaar geleden.
Het is 1997 als hij voor zaken in Windhoek Namibië is. In de hotellobby komt een man op hem af. „Ik hoorde dat u Plati heet. Heel bijzonder, want dat is ook mijn achternaam”, zegt de goedgeklede heer. Manfred is stomverbaasd. Voor zover hij tot nu toe wist, is hij de laatste nog levende Plati. Deze man, die zich voorstelt als Richard Plati, is Zimbabwaan. Hij heeft een florerende oliehandel.
Het klikt tussen de twee en na een avond borrelen beloven ze contact te houden.
De beide Plati’s bellen elkaar in de jaren daarna regelmatig op. Ook zakelijk zitten ze op één lijn. Manfred introduceert zijn Zimbabwaanse naamgenoot bij enkele Kazachstaanse zakenpartners.
In 2006 krijgt Manfred een telefoontje uit New York. Het is de ‘private banker’ van Richard. De bankier heeft slecht nieuws: „Mr. Richard Plati has passed away. Meneer Plati is overleden.” Volgens de bankier is Richard een maand daarvoor overleden in Zimbabwe. Hij bleek niet getrouwd en had evenmin kinderen. „Meneer Plati heeft u als enige erfgenaam in zijn testament opgenomen”, aldus de bankier. Het gaat om een nalatenschap van 23 miljoen dollar.
Manfred weet wat het is om veel geld te hebben, maar bij deze mededeling moet hij toch even gaan zitten.
Een paar dagen later ontvangt hij een overzicht van de tegoeden van Richard en een kopie van diens paspoort. Manfred herkent de man die hij indertijd in het hotel in Namibië heeft gesproken. Toch heeft hij zijn twijfels. Weliswaar is hij wel wat gewend als het op rare zaken aankomt, maar hij is ook - wat ze in zijn kringen noemen ‘street wise’, in goed-Hollands: hij heeft en zekere boerenslimheid. Dat kan ook niet anders als je gewend bent zaken te doen in de voormalige Sovjet-Unie.
Om erachter te komen of Richard Plati inderdaad is overleden, neemt hij contact op met het Zimbabwaanse ministerie van binnenlandse zaken in Harare. Na een dag van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, krijgt hij eindelijk iemand aan de lijn die hem bevestigd dat de heer R. Plati overleden is. Manfred vraagt of hij de overlijdensakte kan krijgen. Dat kan, het document wordt naar hem opgestuurd. Een paar weken later heeft hij de akte in huis. Richard blijkt aan een hartaanval te zijn overleden.
Manfred neemt vervolgens weer contact op met de bankier in New York met het verzoek de erfenis af te handelen. In mei 2007 krijgt Manfred een telefoontje van een soort trustkantoor (een bedrijf dat het beheer over een vennootschap uitoefent). Een medewerker van het trustkantoor wil graag een afspraak maken in Brussel.
Het wordt een merkwaardige afspraak. De lokatie is een bedrijfsverzamelgebouw. Er zijn drie mannen van het trustkantoor aanwezig. De details van de overdracht van de 23 miljoen dollar worden besproken. Een deel van dat geld blijkt cash te zijn. De mannen van het trustkantoor tonen als bewijs een kist met daarin een grote hoeveelheid dollarbiljetten. Manfred mag er willekeurig een biljet uitnemen om het op echtheid te laten controleren. Het blijkt echt.
Om de nalatenschap te krijgen, moet Manfred wel de kosten betalen die zijn gemaakt voor de financiële afwikkeling. Als eerste krijgt Manfred een rekening van het trustkantoor van 100.000 euro. Later ook nog eentje voor de verzekering van het bedrag (175.000 euro), voor de kosten van de bank in New York (245.000 euro), het transport van het geld (325.000 euro), voor de belasting in Zimbabwe (570.000 euro), en zo nog een paar gepeperde rekeningen. Uiteindelijk heeft Manfred bijna 2 miljoen euro overgemaakt naar rekeningen op de Kaaiman Eilanden, Costa Rica, Macao en meer van dat soort oorden, maar nog geen cent van de nalatenschap gezien.
Hij besluit een advocaat in de arm te nemen om het trustkantoor onder druk te zetten met de nalatenschap over de brug te komen. Maar de advocaat ruikt onmiddellijk argwaan. Hij vertrouwt de zaak in het geheel niet en schakelt een recherchebureau in. Onderzoeker Eric Palmen herkent het patroon direct. Vanaf de eerste minuut is hij ervan overtuigd dat het om een oplichtingzaak gaat. Er volgt een uitgebreid onderzoek dat naar vele uithoeken van de wereld voert.
Een aantal van de vele conlusies die Palmen na zijn onderzoek kan trekken: het trustkantoor bestaat niet, alle telefoonnummers zijn prepaid en niet meer in gebruik, de eigenaren van de diverse bankrekeningen zijn niet te achterhalen en het geld is inmiddels naar onbekende rekeningen overgeboekt. Alle gebruikte adressen, namen, logo’s en dergelijke op officiële documenten zijn nep. Ook de kopieën van paspoorten van de bankier uit New York en van de man van het trustkantoor zijn namaak of gestolen.
Eric Palmen kan geen enkel tastbaar spoor vinden dat naar concrete personen leidt. Volgens de onderzoeker is dat niet ongebruikelijk in dit soort zaken. Wel ongebruikelijk is het feit dat uit het onderzoek in Zimbabwe blijkt dat Richard Plati nooit heeft bestaan. Zijn paspoort blijkt vals te zijn en ook de overlijdensakte is nagemaakt. Er is in heel Zimbabwe geen spoor van deze man te ontdekken. De enige conclusie kan zijn dat Richard Plati nooit heeft bestaan.
Manfred Plati leest de bevindingen van het onderzoek nog eens door. En terwijl hij vanaf zijn balkon over de Baai van Monaco kijkt, beseft hij dat deze oplichtingzaak al 10 jaar van te voren is beraamd. Toen hij zijn zogenaamde naamgenoot tegenkwam in het hotel in Namibië, wist deze al dat hij een slachtoffer had gevonden om op te lichten.
Voor een doorgewinterde zakenman is hij knap naïef geweest, bedenkt Manfred. Maar hij is er in ieder geval wel zeker van dat hij nu echt de enige nog levende Plati op de wereld is.